Voor de aanpak en behandeling van chronische musculoskeletale aandoeningen worden wereldwijd een wirwar van therapieën en strategieën aangeboden. Toch is het aantal zoekenden naar een gerichte(re) interventie nooit hoger geweest dan nu.
Een aantal paradoxen blijven onbeantwoord:
Bij baby’s en jonge kinderen groeien botten aan de uiteinden en zijn eigenlijk niet voldoende hard om compressie te ondergaan. Ook bij volwassenen zijn de beenderen relatief zacht aan de uiteinden. Iedere botchirurg is vertrouwd met dit fenomeen. Een functioneren en voortbewegen vanuit een model van lastarmen en hefbomen is hiermee in tegenspraak.
Onze gewrichten zijn in vergelijking met mechanische scharnieren vrijwel wrijvingsloos.
Tijdens het gebruik van onze enkels, knieën en heupen zijn deze volledig mobiel en tegelijkertijd ook stabiel en betrouwbaar.
De belangrijkste spieren die onze vingers bewegen bevinden zich in onze voorarmen. De pezen van deze spieren passeren onze polsen en handpalmen en toch blijven de pols- en vingergewrichten bijna wrijvingsloos in iedere positie.
Vele mensen sporten of doen aan gerichte oefeningen. Toch hebben zij lage rug- en nekpijn, ademhalingsproblemen, knie- en schouderproblemen, uithoudingsproblemen...
Kan het zijn dat de manier waarop ze deze bewegingen uitvoeren problemen uitlokken of veroorzaken en bestaande ongemakken onderhouden?
Indien artritis wordt veroorzaakt door leeftijd, waarom is dan heel typisch slechts één gewricht aangedaan en niet alle gewrichten gelijkmatig? Onze gewrichten zijn toch even oud en kregen toch dezelfde voedingsstoffen?
Deze paradoxen tonen aan dat de zoektocht wellicht nog niet voltooid is. Het mag duidelijk zijn dat de huidige Westerse geneeskunde nog geen afdoende antwoord biedt. Panta rhei! Alles is in beweging.
Dankzij nieuwe onderzoeksmethodes (MRI) slagen neurowetenschappers er sinds het midden van de jaren ‘90 beter en beter in om hersenactiviteit in kaart te brengen. Ook het onderzoek naar het ontstaan en de generiek van bewegingen doet hiermee zijn voordeel.
De rol van de bewegingsconsulent in de begeleiding van mensen met (chronische) musculoskeletale aandoeningen is die van de toegepaste bewegingswetenschapper die een synthese maakt van de voorhanden zijnde evidentie met de schat aan ervaring uit al dan niet langer bestaande ‘beweegleerprogramma’s’.
’Nieuwe’ biomechanische en neurologische inzichten, zoals respectievelijk biotensegriteit, microgravity en neuroplasticiteit bieden een kader voor het uitwerken hiervan. Bewegingsreëducatie past deze principes toe via Doorvoeld Bewegen.
De opkomst van deze nieuwe technieken is voelbaar, zeker in sectoren waar er meer out of the box gedacht wordt. Zo o.a in de dans- en sportwereld waar het gebruik van motor imagery reeds goed ingeburgerd is. De dansers bewegen soepeler, vloeiender en hebben minder last van blessures. De sporters slagen erin om hun prestaties performanter en consistenter te maken.