Wanneer men deelnemers aan de 20 km van Brussel (of een ander stap- of loopevenement) aandachtig gadeslaat kan men verwonderd staan over de mogelijkheid van de mens om zich op 2 voeten op een dergelijke manier voort te bewegen. Bij nader toekijken kan U nog meer opvallen:
De stappers en lopers die vooraan lopen vertonen meestal een goede oprichting, lopen vlot, soepel en elegant. Ze lijken haast te zweven. Ze zullen zelden kwetsuren of blaren hebben. Deelnemers die achteraan lopen geven vaak een moeizamere, vermoeide indruk. Ze lopen stroef en houterig. Zij lopen ook meer kwetsuren alsook blaren op.
Men zou dit kunnen verklaren door de leeftijd en de mate van getraindheid. Toch is er meer aan de hand. De eerste lopers beschikken over een neurologische coördinatie die hen geschikt maakt voor het uitvoeren van dergelijke inspanningen. Ook andere vormen van fysieke activiteit kan men gaan analyseren. Telkens komt men tot de vaststelling dat een beweging hetzij met gemak, hetzij moeizaam kan uitgevoerd worden. Zelfs bij één en dezelfde persoon verschilt de uitvoeringswijze van een beweging van keer tot keer. Afhankelijk van hoe, met welke neurologische coördinatie een houding of een beweging wordt aangestuurd wordt bepaald hoe die houding of die beweging er gaat uitzien.
Deze neurologische coördinatie kan worden (her)aangeleerd. Het is mogelijk om te leren beter te bewegen. Het gevolg is dat men soepeler en energiezuiniger gaat bewegen en zich beter in zijn vel zal voelen.
Als we deze bedenking doortrekken naar mensen met chronische aandoeningen van het houdings- en beweegapparaat, kunnen we ons voorstellen dat de manier waarop deze zich houden of bewegen hun problemen kan doen veroorzaken of zelfs aanhouden.
Over het ontstaan, het in stand houden en het mogelijks oplossen van deze paradox gaat deze website.